zacht op mijn raam
en roept mijn naam
nu ben ik wakker en ik wacht
Gedichten van Francijn Brouwer
De zon klimt stralend in het oosten
Op deze koude lentedag
Haar felle stralen prikken in mijn ogen
Er rolt een traan, er klinkt een lach.
Als op die morgen in de graftuin
Na nacht scheen daar een helder licht
Het licht der wereld kwam tot leven
En scheen het volk recht in ‘t gezicht.
Mijn licht, mijn heil, dat is de Here
Waarvoor is er nog angst in mij?
Ik wandel in het licht met Jezus
En het donk’re dal ligt achter mij.
De dag breekt aan vanuit het oosten
als op de eerste scheppingsdag
De vogels zingen opgetogen
Bedankt, Heer, dat ik leven mag!
Ik heb een vriend,
een oude vriend.
Ze had al veel geleefd
toen ik haar vond,
haar aardig vond
en sindsdien bij haar bleef.
Geschiedenis
die ik niet ken
is haar verleden tijd.
Naar landen die ik
niet bezocht
heeft zij alleen gereisd.
Ik ken haar slechts
nu, slecht ter been,
niet langer aan het roer.
Maar in haar huist
een sterke vrouw,
bereisd, belezen, stoer.